donderdag 8 december 2011

Wat doen we met jouw familie?


December is de familiemaand bij uitstek. Gelegenheden genoeg om met de eigen familie dan wel de schoonfamilie iets te vieren. Is het niet het maken van surprises, dan wel het verorberen van moeders kerstkalkoen of de favoriete bezigheid van broerlief: vuurwerk afsteken.
Elk jaar leveren de feestdagen al bij voorbaat huiselijke discussies op in veel gezinnen. Wat doen we dit jaar met jouw moeder, wanneer spreken we af met mijn familie, knijpen we er een paar dagen tussenuit met vrienden in een huisje?
Als het met de wederzijdse families goed botert ligt er een goede basis voor een gezellig feestelijk samenzijn, maar bij problemen met de (schoon)familie kan de spanning wel eens hoog oplopen, al voordat de kerstversiering van zolder is gehaald.
Niet voor niets is de decembermaand ook de maand bij uitstek voor echtelijke ruzies en twisten, daar waar het de wederzijdse familie aangaat.

Hoe moet dat nou als het niet botert met je schoonfamilie?
Als een van de partners niet goed op kan schieten met de familie van de andere partner, kan dat een serieus probleem in de relatie veroorzaken. Tenslotte gaat het hier over de bloedband tussen ouders en kinderen (of broers en zussen) en de partner is per definitie een buitenstaander in die band. Voor je het weet staat de familie tussen jullie als partners in en zie ze er dan maar weer eens buiten te werken!

Om mijn punt te illustreren roep ik even een figuurlijk beeld bij je op:
Stel je een 3-zitsbank voor, waar jullie als partners allebei opzitten. Voor jullie is het belangrijk dat de (schoon)familie nooit op de bank tussen jullie in kan komen te zitten. Als er iemand tussen jullie in zit, kunnen jullie namelijk niet goed meer met elkaar praten, je moet steeds moeite doen om om iemand heen te kijken. Bovendien zal de familie in het midden met het gezicht naar de partner toe gaan zitten die tot de familie behoort en kijkt de andere partner dus tegen een rug aan. Wie blijven er dan nog communiceren? Juist, de partner en diens familie. Wie voelt zich de buitenstaander? Precies, de andere partner.

De familie moet dus van de bank af, er moet vrij ruimte zijn voor beide partners om met elkaar te praten zonder dat er iemand tussen zit. Dat vraagt voor de partner, om wiens familie het gaat, dat hij/zij de familie geen kans geeft in de relatie te komen staan. Dat betekent mogelijk dat er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt of dat de familie wordt teruggefloten als zij hun invloed willen laten gelden in de relatie (‘ma, hier moet je je niet mee bemoeien, dit is iets tussen mij en mijn partner’). Van de partner, om wiens schoonfamilie het gaat, vraagt het dat hij/zij de bloedband niet aanvalt. Klagen over de schoonfamilie heeft zelden een goed effect bij de partner, het gaat tenslotte wel over diens familie!

En dus zullen de partners goed met elkaar moeten overleggen wat ze met de familie willen. Dat kan soms neerkomen op ‘op eieren lopen voor gevorderden’, er kunnen gevoelige snaren worden geraakt. Misschien is het nodig compromissen te sluiten (‘okee, als dat voor jou zo belangrijk is, ga ik mee naar je vader, maar ik houd de gesprekken oppervlakkig om de sfeer goed te houden en jij valt mij niet af in bijzijn van jouw familie’) (‘okee, we gaan wel naar jouw familie, maar dan niet de hele dag’). Allerbelangrijkste is dat je eerst samen als partners tot een gezamenlijk besluit komt en daar dan als team mee naar buiten treedt. Als je niet gelukkig bent met de afspraken die je met je partner hebt gemaakt, ga dan eerst terug naar je partner om betere afspraken te maken in plaats van je beklag te doen bij je familie. Klagen over je partner bij je familie is hoog spel spelen voor je relatie, zeker als het toch al niet botert tussen beide partijen.

Ik wens iedereen mooie feestdagen toe, maar bovenal fijne en gezellige dagen daarna!

Voor hulp bij relatieproblemen:

woensdag 23 november 2011

Heb uw naasten lief gelijk uzelf…


Ik erger mij aan het egoïsme dat veel mensen ten toon spreiden. Die ergernis was voor mij al eerder de aanleiding voor een andere column “Dicht bij jezelf blijven, bestaat dat eigenlijk wel?” en geeft mij nu opnieuw de aandrang om mijn mening hierover te ventileren. In alle eerlijkheid, ook naar aanleiding van een lezing van NLP-goeroe Erik Schneider.

Veel mensen zijn geneigd hun eigen belangen voorop te stellen. Dat wil zeggen, de dingen waarvan zij op dat moment denken dat het in hun belang is, want op een later moment is dat belang misschien al lang weggeëbd. Dat gedrag wordt aangemoedigd door een heel legertje zelfhulpboeken en nog een groter veelvoud aan coaches, die allemaal beweren dat je eerst goed voor jezelf moet zorgen, voordat je voor een ander kunt zorgen. Zodat je zelf toch niets tekort komt aan eigenliefde, je eigen geluk onder controle houdt en je van niemand afhankelijk hoeft te zijn. Nou is zelfacceptatie een belangrijke waarde, die maar weinig mensen echt beheersen, maar naar mijn idee is het de verkeerde weg om te beginnen met zelfacceptatie en dan de illusie te hebben dat wanneer je dat eenmaal hebt, je dan wel wat voor een ander kunt betekenen. Wat als je die zelfacceptatie maar niet onder de knie krijgt, dan staat de omgeving dus ook al die tijd in de kou? Is het ook niet gewoon een excuus om niet bezig te hoeven zijn met de ander?

De denkfout die naar mijn idee wordt gemaakt is dat er vertrokken wordt vanuit het brein in plaats van vanuit het hart.

Het brein is de zetel van het verleden. Het is de centrale computer, waar alle gegevens, ervaringen en informatie uit de omgeving worden opgeslagen en verwerkt tot een samenhangend geheel. Het brein maakt vanuit het verleden kansberekeningen voor de toekomst. Als je een paar keer bedrogen bent door iemand, leert je brein je dat je mensen niet te snel moet vertrouwen. Als mensen je in de kou hebben laten staan toen je iemand nodig had, leert je brein je dat anderen niet voor jou zullen zorgen. En dat je dus maar beter voor jezelf kunt zorgen. Kansberekening van het brein, gebaseerd op ervaringen uit het verleden.

Het hart is de zetel van de toekomst. Het hart staat voor openheid, (naasten)liefde, bezieling, bevlogenheid, drijfveren. Denk maar aan uitdrukkingen als: ‘je hart open stellen’ ‘waar het hart van vol is…’ ‘het hart op de juiste plek hebben’ ‘mijn hart gaat uit naar…’. Levensdoelen en bezieling starten vanuit het hart. Die liefde voor het leven krijgt zijn betekenis in het delen met anderen. Ik denk dat iedereen wel kan aanvoelen dat niemand als levensdoel zal hebben om lekker in zijn eentje gelukkig te worden. In elke drijfveer zit een sociaal aspect, je wilt iets toevoegen dat betekenis heeft voor anderen. Iets waarmee je anderen, en daarmee ook jezelf, gelukkig zal maken. Door (liefde) te geven, ontvang je (liefde) terug.

We leven in het nu en moeten een balans zien te vinden tussen verleden en toekomst, tussen brein en hart. Tussen angst en vertrouwen. Ik geloof erg in de uitdrukking: je oogst wat je gezaaid hebt, je krijgt terug wat je geeft. Zolang je weinig te geven hebt zul je weinig terug ontvangen en zal je brein dus alsmaar bevestigd worden in het idee dat je maar vooral goed voor jezelf moet zorgen, omdat anderen het niet voor jou zullen doen. Terwijl jij dus zo goed bezig bent met voor jezelf zorgen en te leren van jezelf te houden (puur werk van het brein!!) beteken je weinig voor anderen en zal er weinig bij je terug komen.

Als je veel geeft zal je onherroepelijk verliezen lijden, want je krijgt nooit direct 1 op 1 terug wat je geeft. Maar geven, echt geven, naastenliefde geven, daar krijg je uiteindelijk vele malen meer voor terug, omdat je iets hebt betekend voor anderen, en dat is wat jouw hart gelukkig maakt.

Betekent dat dan dat je maar niet meer goed voor jezelf moet zorgen? Natuurlijk niet, je moet tegelijkertijd ook goed voor jezelf zorgen. Je hoeft jouw energie echt niet te steken in de dwingelarij van een ander, je hoeft niet je eigen behoeften te negeren om maar de hele tijd die van een ander te vervullen. Maar daar waar zorg en aandacht voor elkaar is, daar worden mensen gelukkig. Niet op dat onbewoonde eiland in de Stille Zuidzee. 

Interesse in een midweek arrangement bezinning in de Belgische Ardennen?
Mail of bel ons via:

dinsdag 8 november 2011

Is er toekomst na vreemdgaan?



Een vraag die mij vaak gesteld wordt is of de relatie nog kans van slagen heeft als een van de partners is vreemdgegaan. Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig, maar soms lukt het.

Het belangrijkste probleem bij vreemdgaan is dat er vertrouwen is geschaad. Er is een erecode gebroken door een van de partners en vaak heeft die partner dat nog enige tijd verzwegen of zelfs ontkend tegenover de ander. Dat knaagt aan het fundament van de relatie, aangezien een gezonde relatie wordt gebouwd op wederzijds (blind) vertrouwen in de ander.

Waarom heeft het vreemdgaan plaatsgevonden? Waarom is de erecode gebroken?
Zolang je als partners dicht bij elkaar staat is de behoefte aan ‘buiten de deur eten’ klein en zul je er bovendien alles aan doen om de relatie te behouden zoals die is. Fijn, veilig, geborgen, weten dat er iemand dicht bij je staat die om je geeft. Je zult je ervoor inspannen om de ander niet te kwetsen. Bij verleidingen van buitenaf gaan de alarmbellen af dat er niets mag gebeuren wat jullie uit elkaar kan drijven.
Wanneer de afstand tussen beide partners groter is, is die zorg minder. Er zijn misschien ook wat irritaties over en weer, krenkingen, onuitgesproken gedachten en gevoelens die maken dat het geborgen gevoel bij elkaar afneemt. Verleidingen krijgen dan veel meer kans om te wortelen en de gewetenswroeging is kleiner. Het wordt ook makkelijker om de partner als mede veroorzaker van het eigen bedrog te gaan zien, waardoor de eigen schuldgevoelens afnemen (‘als ik zo weinig begrip van mijn partner krijg en iemand anders toont dat wel, ja logisch dat ik daar dan behoefte aan heb’).
Bij vreemdgaan is er dus bijna altijd sprake van een grotere emotionele afstand tussen de partners, al lijkt dat misschien voor de oppervlakte niet zo. Of zelfs voor de bedrogen partij niet zo.

En dus moeten er twee dingen gebeuren bij het herstellen van een relatie na vreemdgaan: het vertrouwen moet hersteld worden en de afstand tussen de partners moet kleiner worden.

Geschaad vertrouwen kan wel weer herstellen, maar dat heeft tijd en veel positieve ervaringen nodig. De bedrogen partner moet de kans krijgen om te ervaren dat de partner nu wel zijn belofte houdt en niet nog eens een zo sterke kwetsing zal veroorzaken. Tegelijkertijd moet de bedrogen partner ook dat vertrouwen weer geven, wat zeker in het begin erg moeilijk zal zijn. Het voelt heel kwetsbaar, want het is al eens geschaad. Daarbij moet de bedrogen partner het bedrog kunnen vergeven, de pijn kunnen afsluiten. Niet steeds het slachtofferschap weer oprakelen. Ook dat vraagt tijd en inspanning van de bedrogen partij.

De vreemd gegane partner zal onder ogen moeten zien wat hij of zij heeft veroorzaakt en daar verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Zolang deze partner het bedrog bagatelliseert of goedpraat, is er geen kans op herstel van de relatie. Indien hij of zij oprecht berouw toont voor het gebeurde, maakt dat het voor de bedrogen partij makkelijker om toch weer opnieuw vertrouwen te geven. Bovendien zal het berouw niet alleen moeten blijken uit woorden, maar ook uit daden. Nieuwe verleidingen worden bijvoorbeeld resoluut afgewezen en uit alles blijkt dat de vreemd gegane partij de misstap wil rechtzetten.

En tegelijkertijd moeten de partners dichter bij elkaar komen dan ze waren voordat het vreemdgaan begon. Ook daar zit een klus, omdat daarvoor bestaande, ingesleten patronen doorbroken moeten worden. Misschien moeten de partners wel leren om met elkaar over diepliggende gevoelens te praten en de belangen van de ander serieus leren nemen. Hoe doe je dat, als je dat nooit eerder hebt gedaan? Ook dat kan heel eng en kwetsbaar voelen. Maar juist in het afbreken van die muur en het jezelf openstellen voor de ander kom je dichter bij elkaar te staan.

In het omarmen van elkaars zwakheden zit de kracht van het team. Als dat door beide partners zo gevoeld, begrepen en uitgevoerd kan worden, ligt er na het vreemdgaan nog een mooie toekomst open.

http://www.het-roer-om.nl

vrijdag 28 oktober 2011

Waarom organisaties niet veranderen

Uit een rapport van TNO uit mei 2011* blijkt het aantal werknemers met een burn-out de afgelopen jaren verder te zijn toegenomen. “In 2010 kampte 13 procent van de werknemers met een burn-out, in 2007 was dat nog 11 procent”. 13 procent, dat is 1 op de 8 werknemers. Nu twijfel ik of die aantallen wel helemaal kloppen, maar ik geloof wel in de stijgende trend.

Hoe kan het toch, dat, juist terwijl er de laatste jaren zoveel aandacht is voor het verlagen van het ziekteverzuim en adviseurs, ARBO-diensten, consultants en HRM-ers om het hardst roepen innoverend te zijn met hun aanpak, er nog steeds meer mensen psychisch ziek worden van het werk? Overal waar ik kijk word ik doodgegooid met protocollen, vragenlijsten, documenten, plannen van aanpak om het ziekteverzuim terug te dringen. Beleidsmedewerkers worden zelfs speciaal met die taak belast. Er wordt bedrijfsfitness binnengehaald, stoelmassages gegeven, fruit uitgedeeld, ergonomische werkplekken ingericht, maar de mensen blijven maar ziek worden.

Het is duidelijk dat de kern van het probleem niet geraakt wordt, alle goede bedoelingen ten spijt. Wil je psychisch ziekteverzuim echt structureel terugdringen, dan zal er in de organisatiestructuur en cultuur en dan met name in de top iets moeten veranderen.

Op een ideale werkvloer hebben werknemers het gevoel zinvol bezig te zijn, samen met de collega’s aan de ‘heilige missie’ te werken en daarin gewaardeerd en gefaciliteerd te worden door de leidinggevende.  Die leidinggevende ziet het vervolgens als zijn verheven taak om alle werknemers zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen en doet dat vanuit het vertrouwen dat de werknemer zelf kansen en verantwoordelijkheden pakt. De leidinggevende ondersteunt het proces en toetst het waar nodig aan de ‘heilige missie’. 

Hoe anders is de realiteit! Medewerkers met een burn-out geven vaak aan niet serieus genomen te worden in hun ideeën en steeds tegen een muur van weerstand op te lopen bij het management. Er moeten in de ogen van de werknemer zinloze werkzaamheden worden uitgevoerd, die de werknemer vanuit zijn plichtsgetrouwheid (want dat past bij een burn-out) doet tot hij er bijna letterlijk bij neervalt. Er zijn strakke deadlines die voorbij gaan aan de ‘heilige missie’ en meer te maken hebben met kwantiteit van productie dan kwaliteit.
En daar ligt dan ook de kern van het probleem: bij de toplagen van de organisatie.

Hoe meer macht, hoe minder veranderingsgezind. Een leidinggevende die bang is om zijn machtspositie te verliezen, zal regeren vanuit wantrouwen en angst. Angst voor verandering, wantrouwen naar de ondergeschikten die zijn positie aan zouden kunnen tasten. Een klager wordt gezien als mogelijke ondermijner van gezag en dus staat niet de inhoudelijke klacht, maar het buitenspel zetten van de klager centraal. De leidinggevende staat tegenover zijn personeel, in plaats van naast en midden tussen.

Om wel de schijn te wekken een lerende organisatie te zijn, worden consultants binnengehaald met de (op voorhand gedoemd te mislukken) taak om verandering in de organisatie teweeg te brengen. Enthousiast wordt aan de slag gegaan met het personeel, vanuit de bevlogenheid iets goeds neer te zetten, en vanaf de zijlijn glimlacht de directie goedkeurend en verandert niet mee.  En dus verandert er uiteindelijk niets.

Als organisaties hun psychisch ziekteverzuim echt willen terugdringen zal er eerst iets moeten veranderen in de top. Pas als daar afgerekend kan worden met regeren vanuit status en macht en er vertrouwen gegeven kan worden aan de lagen daaronder, komt er ruimte om de werknemer tot zijn recht te laten komen en te laten groeien. Die ontwikkeling hoeft dan niet te gebeuren omdat het in de POP-gesprekken en in het protocol is vastgelegd, maar simpelweg omdat de werknemer het wil.



* NEA2010 Vinger aan de pols van werkend Nederland

"Dicht bij jezelf blijven", bestaat dat eigenlijk wel?

De laatste tijd hoor ik het steeds vaker, het lijkt wel een epidemie. Talloze coaches, trainers, alternatieve en reguliere genezers bezweren me dat ik vooral dicht bij mezelf moet blijven.
Er zijn allerlei methodes om de kracht in jezelf te ontdekken en te laten groeien, zodat je er weer vol zelfvertrouwen en de juiste keuzes makend tegenaan kan.

Nu geloof ik zeker dat je, wanneer je dingen doet die je leuk vindt en goed kunt, zelfverzekerder bent dan wanneer je dingen doet waar je je onzeker over voelt of gewoon niet goed kunt. En dat wanneer je dingen met passie doet, je daar energie van krijgt en maakt dat je je goed voelt.
Maar wat is dicht bij jezelf blijven?
Ik kan er niet omheen dat de uitspraak ‘dicht bij jezelf blijven’ voor mij een egocentrische ondertoon in zich meedraagt. Wat er ook gebeurt, ik moet trouw blijven aan mijn ego. Mijn ego centraal stellen dus.

Wat is mijn ego eigenlijk?
Mensen zijn sociale wezens, die zich in groepen bewegen. Het kan dan ook niet anders, dan dat ieders identiteit minstens gedeeltelijk wordt bepaald door de relatieve verhoudingen en de sociale rollen van eenieder in een groep. Niemand is iemand helemaal los van zijn omgeving. Wie je bent, ben je altijd in relatie tot de ander.
Als ik kijk naar mezelf zie ik het volgende: Ik ben moeder van 2 kinderen, ik ben echtgenote, ik ben speelster in een volleybalteam, ik ben collega, buurvrouw, vriendin en dochter. Als ik aan iedereen in mijn omgeving zou vragen wie ik ben, weet ik zeker dat ik veel verschillende antwoorden krijg. Dat is logisch, want in de sociale context als moeder gedraag ik me anders dan in de sociale context als vriendin, of als collega. Ben ik dan niet mezelf in sommige situaties? Wanneer ben ik dan mezelf? En wie ben ik dan wel, als ik niet mezelf ben?

De uitspraak ‘dicht bij jezelf blijven’ impliceert dat er een soort van constante ‘ik’ is, die ergens diep in je verborgen ligt. En dat het het beste zou zijn om je naar die constante te gedragen. Dat kan niet anders dan teleurstellingen en problemen opleveren. Als eerste is er al de onmogelijkheid om die autonome, diep verborgen, constante ‘ik’ te vinden. Mensen kunnen denken dat ze handelen als logisch en consistent denkende wezens, maar dat klopt niet. De mens is grillig. Dus een consistente ‘ik’ is er in mijn overtuiging niet. Vervolgens wordt geïmpliceerd dat je je consistent zou moeten gedragen, want je moet dicht bij jezelf blijven. In alle sociale situaties, die doorgaans zeer uiteenlopend zijn, dien ik me dus zo ongeveer hetzelfde te gedragen, onafhankelijk van de sociale context. Dan vertoon ik dus a-sociaal gedrag, gedrag dat niet is aangepast aan de sociale context van dat moment.

De uitspraak ‘dicht bij jezelf blijven’ is een loze kreet. Misschien heeft het nog waarde als men ermee bedoelt dat je trouw blijft aan een aantal geïnternaliseerde normen en waarden die je hebt over je eigen en andermans gedrag en dat het niet goed is om, in wat voor situatie dan ook, die eigen normen en waarden te overtreden. Dan krijg je achteraf gevoelens van spijt of gewetenswroeging en je eigen gedrag achteraf verantwoorden voor jezelf of voor anderen kost veel energie als je dat gedrag in moreel opzicht verwerpelijk hebt gevonden.

Maar verder kan ik er niet veel mee. Het lijkt een populaire kreet die de wachtkamers van coaches kan vullen met onzekere zielen die ‘zichzelf’ kennelijk nog niet hebben gevonden.

http://www.het-roer-om.nl

Vrouwen willen praten, mannen willen een oplossing

Er zijn veel cliché’s over de verschillen tussen mannen en vrouwen en bovenstaande is er een van. 

Mannen en vrouwen hanteren verschillende methoden om controle over een situatie te krijgen, of zo je wilt, de controle over de ander te krijgen. We zijn daar erg aan gewend en zijn ons er doorgaans niet zo van bewust, omdat de rolpatronen zo enorm verankerd zitten, dat we het gewoon normaal vinden.
Hoe ingebakken ons verwachtingspatroon is voor mannelijk en vrouwelijk gedrag, wordt duidelijk als je de rollen eens omdraait.

Het is zaterdagochtend. Na een drukke werkweek kan eindelijk het tempo even een stukje lager. En terwijl de vrouw des huizes zit te genieten van een geurig kopje koffie en de krant, klinkt er een luide gil vanuit de hal. Als zij gaat kijken ziet ze haar man enigszins paniekerig proberen het vollopende toilet te laten doorstromen door te blijven doortrekken. Wat niet lukt natuurlijk, de afvoer zit echt goed verstopt. En terwijl zij al op weg wil om een dweil en de trekveer te halen, houdt hij haar tegen. Hij wil er eerst over praten, hoe het is gekomen, hoe het was om het toilet steeds voller te zien lopen en niets te kunnen doen en hoe dat de planning van de dag nu in de war schopt. Snikkend zakt hij over de pot heen. Ze zal hem eerst wat tot bedaren moeten brengen, want ze weet dat hij anders zal klagen dat ze hem niet serieus neemt in zijn gevoelens. Eigenlijk vindt ze het maar een hoop aanstellerij, dus erg inlevend komt ze niet over. Na een kort ‘ik weet het schat, het is heel vervelend’ beent ze weg, ondertussen inwendig vloekend omdat er weer een klus bij is gekomen.

Na drie kwartier is de vloer in de hal doorweekt en laait het conflict onvermijdelijk op. Zij heeft inmiddels laten weten haar zaterdagmiddag met de maten niet aan haar neus voorbij te zullen laten gaan. Hij heeft het gevoel er alleen voor te staan, nu zij zegt dat ze wel een loodgieter zullen bellen en gefrustreerd wegloopt, hem met de natte zooi achterlatend. Zij had nooit dat toilet gewild, maar is gezwicht omdat hij bleef aandringen dat een hangend toilet beter paste bij de sfeer in het toilet en het bovendien makkelijker schoon te maken was. Tijd voor verwijten, want noch hij, noch zij wil verantwoordelijk gesteld kunnen houden voor de ontstane rotsituatie en dan is het lekker om de Zwarte Piet naar de ander te kunnen schuiven. De kinderen worden erbij gehaald, haar werk, zijn ouders, de mislukte vakantie, en vooral de rottige eigenschappen van de ander. Dan gaat de bel en na tien minuten heeft de loodgieter de pot weer gebruiksklaar. Met het dweilen ebben ook de irritaties langzaam weg, al blijft bij hem het gevoel knagen dat ie er binnenkort nog eens op terug zal komen als zij weer eens zo tegen hem doet. Zij denkt dat ze nog haast moet maken om op tijd bij de voetbal te zijn.

Dit is een waargebeurd conflict, ware het niet, dat de man- en vrouwrol in het echtgebeurde verhaal omgekeerd waren. Mannen en vrouwen spelen ieder hun eigen spel in een relatie. Soms wordt pas duidelijk welk spel als je de rollen omdraait. Probeer het ook eens in je eigen relatie, het leidt gegarandeerd tot verrassende inzichten!

http://www.het-roer-om.nl

Waarom luisteren zo moeilijk is

Kinderen kunnen beter luisteren dan volwassenen. Kinderen staan open voor nieuwe informatie en gaan er vanuit dat wat een ander tegen ze zegt, waar of toch in ieder geval waardevol is. Ze willen weten hoe het zit en hebben geen reserves voor wat hen verteld wordt.

Bij volwassenen ligt dat anders. Als volwassene heb je je eigen perspectief, je eigen waarheid, je eigen kijk op de zaak. Als iemand jou iets vertelt, toets je dat onmiddellijk aan jouw waarheid. En dan stopt het echte luisteren. Want je bent meer bezig met of datgene wat de ander vertelt, wel of niet klopt met jouw kijk op de zaak.

In een conflict wordt dit principe verder uitvergroot. Dan gaat het niet meer alleen om het feit dat hetgeen de ander zegt wel of niet conform jouw waarheid is, je wilt je gelijk halen. Je wilt dat de ander jouw waarheid overneemt. En dus luister je nog veel minder naar wat de ander zegt, maar ben je zelf aan het zoeken naar manieren om te zorgen dat je gelijk krijgt. En kan dat niet goedschiks, dan wordt het wel kwaadschiks.

In conflicten tussen echtelieden zie je dit principe regelmatig voorbij komen. Men is het ergens over oneens (dat denkt men in ieder geval, soms valt dat namelijk best wel mee) en wil graag de ander overtuigen van het eigen gelijk. Dat lukt natuurlijk niet. De ander wil ook gelijk hebben.

Net als bij Erik en Yvonne. Erik zegt: “je luistert niet naar wat ik zeg”. Dat is waar, Yvonne geeft geen antwoord op een zojuist door Erik gestelde vraag, maar herhaalt voor de derde keer haar argument. Maar Erik luistert zelf ook niet. Ja, hij wacht netjes tot Yvonne is uitgepraat, maar dat is nog geen luisteren. Bovendien gebruikt hij woorden uit haar argument om een inconsequentie in haar verhaal uit te vergroten. Dat is ook een manier om de ander ongeloofwaardiger te maken en dus je eigen waarheid sterker.

Het steekspel tussen Erik en Yvonne wordt feller en gemener, naarmate beide gaan voelen dat een eigen gelijk er niet in zit bij de ander. En dan wordt het onder de gordel, komen uitspraken als “jij doet ook altijd…” “jij wil nooit…” “ik heb al zo vaak geprobeerd om jou….” En wordt het doel om de ander te kwetsen, het maakt al bijna niet meer uit wie er nou gelijk had.

Hoe moet het dan wel?
Wees je bewust dat jouw overtuiging slechts jouw eigen waarheid is. Natuurlijk is het voor jou volkomen logisch dat jouw kijk op de zaak klopt, maar voor de ander hoeft dat helemaal niet zo te zijn. Waarom zou jij het beter zien dan de ander? En moet er eigenlijk wel sprake zijn van beter of slechter, of kan het goed bestaan dat meerdere visies okee zijn?

Luisteren naar de ander betekent dat je nieuwsgierig bent naar diens kijk op de zaak. Dat gaat het beste als je je eigen kijk even helemaal vergeet, net zoals kinderen dat kunnen. Sta open voor wat de ander zegt, neem tijd om het te verwerken en je in te leven in de beleving van de ander. Stel vragen ter verduidelijking als je de ander niet goed kunt volgen. Als de ander de gelegenheid krijgt om zijn waarheid in alle rust, en met alle argumenten naar voren te brengen, wordt het een duidelijk verhaal, let maar op.

En misschien klinkt het dan ineens wel heel logisch wat de ander zegt. Of wordt het helder waar jullie het wel en waar niet eens zijn en waarom. Zonder gelijk te willen halen, zonder conflict, maar als verrijkend gesprek omdat je een nieuw perspectief hebt gezien.

Luisteren, echt luisteren is moeilijk, maar het levert je een schat aan inspiratie op!

http://www.het-roer-om.nl

Mannen zijn bot en vrouwen zeuren

Het stereotype beeld van een weinig pratende, nurkse man en een eindeloos doorratelende, klagende vrouw komen we nogal eens tegen in onze praktijk. Ze irriteren zich kapot aan elkaar. Zij zou willen dat hij wat opener en inlevender zou worden, hij zou willen dat ze eens ophield met dat oeverloze geklaag en ouwe koeien gedoe.

Een tijd geleden was er een stel waarvan zij zich beklaagde over haar man. Als ze ruzie hadden gehad wilde zij erover napraten om weer het gevoel te krijgen dat het weer goed was en er niks meer dwars zat. Hij ervoer dat steeds als het opnieuw oprakelen van het conflict terwijl voor hem de kous af was.
Mannen zijn doorgaans beter in het afsluiten dan vrouwen. Ze schakelen sneller naar iets anders. Vrouwen hebben meer tijd nodig om zaken achter zich te laten. En sluiten moeilijker zaken echt af, zodat emoties makkelijker ook weer kunnen oplaaien.

Het stel wat bij ons zat had elkaar het leven behoorlijk zuur gemaakt. Over en weer hadden ze elkaar diep gekwetst en er zat veel oud zeer. We wilden ze graag het verleden af laten sluiten en toewerken naar een nieuwe start samen. Dat wilden zij ook graag. Maar waar hij het verleden kon laten rusten, bleef zij zoeken naar de erkenning voor de kwetsingen die hij haar had aangedaan. Alsof ze bang was, dat met het afsluiten van het verleden ineens haar krenking niet meer serieus genomen zou worden. Ze kon het niet loslaten, ondanks dat ze zelf besefte dat juist het niet afsluiten ervoor zou zorgen dat er nooit een nieuwe start kon komen.

We besloten haar te helpen met het afsluiten door alle voor haar nog belangrijke zaken op papier te zetten. Tegelijkertijd beloofde ze haar man dat ze dat papier nooit zou gebruiken om het hem nog eens fijntjes onder zijn neus te duwen tijdens een conflict. Het was een papier voor haar alleen, een naar verleden wat dan ergens diep in een ladenkastje kon verdwijnen, maar niet vergeten hoefde te worden. Zo hadden ze allebei rust en kon er gewerkt worden aan een nieuwe start.

Toen we drie maanden later ons evaluatieformulier opstuurden, vertelde ze dat ze het papier twee weken daarvoor had verbrand. Nu kon het wel, ze had er alleen wat meer tijd voor nodig gehad en het vertrouwen dat hij de krenking die hij haar had aangedaan niet was vergeten. Het was niet meer nodig om krenkingen op te rakelen, de oorlog was voorbij.

http://www.het-roer-om.nl